In 1961 exposeert Gaston Chaissac (1910-1964) in de gerenommeerde Parijse galerie van Iris Clert. De kunstenaar wordt werkelijk door iedereen omarmd. De CoBrA-schilders (die dan geen vaste groep meer vormen) zijn het meest enthousiast en vechten om de werken. Binnen een mum van tijd is de tentoonstelling uitverkocht. Helaas kan Chaissac om gezondheidsredenen niet aanwezig zijn bij de opening en hij zal zijn bewonderaars nooit persoonlijk ontmoeten. Dat ze elkaar dan wel al jarenlang inspireren, laat Kunstmuseum Den Haag voor het eerst zien in de tentoonstelling CoBrA en Chaissac – Zielsverwanten.
Ver weg van de culturele metropool Parijs leidt kunstenaar Gaston Chaissac als autodidact een teruggetrokken bestaan. Toch worden zijn expressieve tekeningen, schilderijen en sculpturen, voorzien van felle kleuren en zwarte contouren, opgemerkt. Hoewel hij zich nooit bij een kunstbeweging aansluit, is de verwantschap met CoBrA overduidelijk. Die begint met de na-oorlogse tijdgeest waarin de kunstenaars breken met tradities en zoeken naar een moderne kunst die voor iedereen is; een kunst waarin spontaniteit, authenticiteit en eerlijkheid voorop staan. De gedeelde interesse voor naïeve kunst en volkskunst, alsmede het gebruik van motieven als de slang en totemfiguur maakt hen tot echte zielsverwanten. Ze beschilderen alles wat ze in handen krijgen.
Uniek en geliefd
Had Gaston Chaissac in Parijs, waar hij een tijd bij zijn broer woont en een schoenmakerswerkplaats runt, de schilder Otto Freundlich en zijn vrouw Jeanne Kosnick-Kloss niet ontmoet, dan was het hem mogelijk heel anders vergaan. Freundlich, zelf al een bekende kunstenaar, ziet Chaissacs talent en voorziet hem van schildermateriaal. Chaissac –die met ambachtelijk werk een bestaan probeert op te bouwen- bloeit op: eindelijk durft hij toe te geven aan zijn kunstenaarschap. In 1938 bezorgt het echtpaar hem al zijn eerste expositie in de Parijse Galerie Gerbo.
Zijn werk ontwikkelt zich gedurende de jaren veertig en vijftig, in een periode waarin de meest uiteenlopende stromingen naast elkaar ontstaan. Na de Tweede Wereldoorlog voldoet het werk van Chaissac aan de nieuwe eisen van de kunstwereld en het publiek; het verlangen naar onbedorven vormen van expressie is groot. Chaissac trekt met zijn werk volop de aandacht – vooral van kunstenaars. Dat maakt hem een echte kunstenaarskunstenaar. Hij weet speelsheid met tragiek te combineren. Hij is vrolijk, kleurrijk en authentiek en op hetzelfde moment ook melancholisch, alleen en eenzaam: een reden waarom hij in een decennium waar het Franse existentialisme in de filosofie heerst, als een belangrijke kunstenaar wordt beschouwd. Zijn oeuvre laat zich echter in geen stroming onderbrengen (de kunstenaar wil dat ook niet!) en de verscheidenheid aan media en technieken maakt hem eigenzinnig en uniek.
Aanwezig op afstand
In Parijs bezoekt hij musea en galeries en verdiept hij zich in de architectuur. Later herinnert hij zich: “Wat me vooral boeide, waren voorstellingen van de natuur, maar geschilderd met kleuren die niet in de natuur voorkomen, en juist die kleuren bepaalden de schoonheid ervan.” Openingen en salons laat hij aan zich voorbijgaan. Hij blijft liever op afstand en volgt zijn vrouw Camille, die als onderwijzeres werkt in afgelegen plaatsen als Boulogne-en-Vendée, Sainte-Florence-de-l’Oie en Vix. Daar kan hij in alle vrijheid werken aan zijn ‘peinture rustique et moderne’ (rustieke en moderne schilderkunst), zoals hij zijn kunst zelf omschrijft, en zich naar eigen inzicht ontwikkelen. Ook werkt hij met scholieren en ambachtsmensen aan ‘kunst voor iedereen’.
Ondanks zijn teruggetrokken bestaan op het platteland, onderhoudt hij wel levendige briefwisselingen met critici, journalisten, schrijvers, schilders en redacteuren van tijdschriften. Zo blijft hij op de hoogte én onderdeel van het artistieke debat. In 1946 wordt Chaissac opgemerkt door kunstenaar Jean Dubuffet, die in hem een vertegenwoordiger ziet van zijn concept Art Brut. Maar Chaissac voelt er niets voor een stempel opgedrukt te krijgen en neemt afstand. Via tijdschriften en galerieën in Parijs heeft Chaissac ook indirect contact met de CoBrA-leden en de waardering voor elkaars werk is groot.
Terwijl de kunstenaars van de CoBrA-groep herhaaldelijk terugkeren naar hun land van herkomst en tentoonstellingen hebben in Amsterdam, Brussel en Kopenhagen, blijft ook Parijs de stad waar ze elkaar ontmoeten en hun werk tentoonstellen. Ook voor Chaissac blijft Parijs een belangrijk referentiepunt voor zijn artistieke ideeën en tentoonstellingen. Tot op de dag van vandaag is Gaston Chaissac in Frankrijk een belangrijke moderne kunstenaar aan wie met regelmaat in grote musea een overzichtstentoonstelling wordt gewijd. Kunstmuseum Den Haag introduceert de kunstenaar in Nederland en combineert zijn werk voor het eerst met CoBrA. In de tentoonstelling worden Chaissac en CoBrA naast elkaar in gescheiden zalen (met veel doorkijkjes) getoond, net als hun werken ook in werkelijkheid nauwelijks bij elkaar kwamen. Desalniettemin laat de visuele dialoog in de tentoonstelling en bijbehorende catalogus hun zielsverwantschap overduidelijk en op een nooit eerder getoonde manier tevoorschijn komen.
Voor deze tentoonstelling is samengewerkt met gastconservator Angelika Affentranger-Kirchrath.
Na Den Haag reist de tentoonstelling door naar Musée Soulages Rodez , die opening staat gepland in december 2021.
Publicatie
Bij Uitgeverij Waanders & De Kunst verschijnt de catalogus CoBrA en Chaissac – Zielsverwanten, vormgegeven door Harald Slaterus. Met artikelen van Angelika Affentranger-Kirchrath, Vanessa Noizet, Nadia Raison-Chaissac (kleindochter Chaissac), Gaëlle Rageot-Deshayes. Verkoopprijs € 27,50.
Foto: Gaston Chaissac, Regard noir (Donkere blik), 1959/1960, Collage, 65 x 50 cm, Particuliere collectie, Zwitserland